7. HOe is de Immigratiebeleid in de Verenigde Staten?
Immigratiebeleid in de Verenigde Staten.
In het begin was er niet zoveel migratie. Wel op korte afstanden, zoals van stad naar stad of van stad naar platteland. Maar niet van werelddeel naar werelddeel. Sinds de migratie tussen werelddelen en landen zijn toegenomen, is de Amerikaanse regering maatregelen gaan nemen.
Wat deed men tegen de immigratie?
Door de jaren heen nam de aantal immigranten in de Verenigde State enorm toe, hierdoor besloot de V.S. bepaalde mensen niet toe te laten. Ondanks alle harde maatregelen was het aantal immigranten dat naar de V.S. kwam te veel. In 1882 werden Chinezen veroordeelden, geestelijke gestoorden en armen ongewenst bestempeld en niet meer toegelaten. Rond 1900 werden er allerlei geruchten verspreid rondom de Japanse immigranten. Mensen dachten dat zij de V.S. zouden overnemen, omdat deze groep zo groot was en ook zo zou doorgroeien. Door deze geruchten kwam Theodore Roosevelt, president van de V.S. van 1907 – 1908, met de Gentleman Agreement: de emigratie in Japan zou niet meer door de overheid gestimuleerd worden. Het had niet het gewenste resultaat en er ontstaat daardoor een xenofobie ook wel vreemdelingenangst genoemd. In 1917 bepaalde de nieuwe immigratiewet dat immigranten boven de 16 zo’n 30 tot 40 woorden in hun eigen taal moesten kunnen lezen. Tegelijkertijd mochten arbeiders uit Azië en het Midden-Oosten niet meer binnen komen. De president Woodrow Wilson (1913-1920) weigerde onder dit beleid zijn handtekening te zetten, maar het congres zette door. Steeds meer mensen werden van immigratie uitgesloten. In 1907 werden onder andere ook contractarbeiders, mensen met besmettelijke ziektes, prostituees, anarchisten en revolutionairen geweigerd. In 1924 werden ook alle Japanse immigranten geweigerd. Dit strakke immigratiebeleid werd tot de jaren ’60 gehandhaafd. Na de Eerste Wereldoorlog werden alleen nog maar Noord-Europeanen toegelaten. Tussen 1951-1960 was 53% afkomstig uit Europa, 40% uit Amerika (Mexico en Canada) en 7% uit Azië.
Pas na dat John F. Kennedy president werd (1961-1963) werden er pogingen gedaan om het immigratiebeleid te versoepelen. Kennedy vond dat iedereen het recht had om naar de V.S. te migreren. Zijn besluit bleek helaas niet zo goed te zijn, want de V.S. begon vol te raken. In 1965 werd de Immigration Reform Act wet ingevoerd onder leiding van president Lyndon B. Johnson. Deze wet bepaalde dat er per jaar maximaal 170.000 immigranten uit Azië, Europa en Afrika in de V.S. mochten worden toegelaten. Per land werd een maximum van 20.000 gehanteerd, en tevens zouden er ook 100.000 migranten toegelaten worden als deze al familieleden in de V.S. hadden, zodat ze dus niet zonder onderdak zouden komen te zitten.
In het begin was er niet zoveel migratie. Wel op korte afstanden, zoals van stad naar stad of van stad naar platteland. Maar niet van werelddeel naar werelddeel. Sinds de migratie tussen werelddelen en landen zijn toegenomen, is de Amerikaanse regering maatregelen gaan nemen.
Wat deed men tegen de immigratie?
Door de jaren heen nam de aantal immigranten in de Verenigde State enorm toe, hierdoor besloot de V.S. bepaalde mensen niet toe te laten. Ondanks alle harde maatregelen was het aantal immigranten dat naar de V.S. kwam te veel. In 1882 werden Chinezen veroordeelden, geestelijke gestoorden en armen ongewenst bestempeld en niet meer toegelaten. Rond 1900 werden er allerlei geruchten verspreid rondom de Japanse immigranten. Mensen dachten dat zij de V.S. zouden overnemen, omdat deze groep zo groot was en ook zo zou doorgroeien. Door deze geruchten kwam Theodore Roosevelt, president van de V.S. van 1907 – 1908, met de Gentleman Agreement: de emigratie in Japan zou niet meer door de overheid gestimuleerd worden. Het had niet het gewenste resultaat en er ontstaat daardoor een xenofobie ook wel vreemdelingenangst genoemd. In 1917 bepaalde de nieuwe immigratiewet dat immigranten boven de 16 zo’n 30 tot 40 woorden in hun eigen taal moesten kunnen lezen. Tegelijkertijd mochten arbeiders uit Azië en het Midden-Oosten niet meer binnen komen. De president Woodrow Wilson (1913-1920) weigerde onder dit beleid zijn handtekening te zetten, maar het congres zette door. Steeds meer mensen werden van immigratie uitgesloten. In 1907 werden onder andere ook contractarbeiders, mensen met besmettelijke ziektes, prostituees, anarchisten en revolutionairen geweigerd. In 1924 werden ook alle Japanse immigranten geweigerd. Dit strakke immigratiebeleid werd tot de jaren ’60 gehandhaafd. Na de Eerste Wereldoorlog werden alleen nog maar Noord-Europeanen toegelaten. Tussen 1951-1960 was 53% afkomstig uit Europa, 40% uit Amerika (Mexico en Canada) en 7% uit Azië.
Pas na dat John F. Kennedy president werd (1961-1963) werden er pogingen gedaan om het immigratiebeleid te versoepelen. Kennedy vond dat iedereen het recht had om naar de V.S. te migreren. Zijn besluit bleek helaas niet zo goed te zijn, want de V.S. begon vol te raken. In 1965 werd de Immigration Reform Act wet ingevoerd onder leiding van president Lyndon B. Johnson. Deze wet bepaalde dat er per jaar maximaal 170.000 immigranten uit Azië, Europa en Afrika in de V.S. mochten worden toegelaten. Per land werd een maximum van 20.000 gehanteerd, en tevens zouden er ook 100.000 migranten toegelaten worden als deze al familieleden in de V.S. hadden, zodat ze dus niet zonder onderdak zouden komen te zitten.